In het kielzog van Hubert Rubbens
Met zijn 1,98m torent hij boven zowat alle Oostendenaren uit. In zijn geboortestad is Hubert Rubbens dé referentie voor vrijwel alles wat varen aangaat. Een lange militaire carrière in de Marine kreeg een vervolg als organisator van Oostende voor Anker. Maar ook vér daarbuiten klinkt zijn naam als een klok bij liefhebbers van scheepvaart. SeaTalk trachtte deze hoogst sympathieke spraakwaterval bij te houden…
“Dat blauwe uniform, die sabels vond ik als kind al zo mooi. Op m’n zevende huppelde ik al bij de Zeescouts en een jeugdbeweging als de Marinekadetten was een logisch gevolg. Als achttienjarige leidde ik daar een authentieke drill waarbij een mast geheel volgens de traditie opgericht werd en de vlag gehesen. Dat enkele hoge officieren van de Zeemacht instemmend toekeken, zou mij later goed van pas komen. Want de militaire carrière die daarop volgde, kan misschien was atypisch klinken: een vast leven aan boord leek even niet voor mij weggelegd, want ik zou Marinefuselier worden, zeg maar de commando’s van de zee. Een zware opleiding diep in Wallonië samen met de landmacht, met inzet tijdens NATO-oefeningen in het Hoge Noorden en de Golfoorlog van 1990 aan boord van de Wielingen, Westhinder… Spannend, avontuurlijk, en heel leerrijk. En vooral: leren leven met de kit bag op de schouder, steeds klaar om te vertrekken naar eender waar.
Tot ik in 1989 bij onze korpscommandant geroepen werd. In geef acht stond ik voor de man, en vroeg me af wat komen zou. Bleek dat de commandant zich nog m’n prestatie herinnerde tijdens die drill bij de Marinekadetten, tijdens m’n jonge jaren. “Hubert, ik wil dat gij de vlootdagen in Zeebrugge mee organiseert”. Meteen werd ik erin gegooid. Contacten leggen met andere naties, met havenautoriteiten, met Defensie. We haalden zelfs een Sovjet-destroyer naar onze basis – op dat moment was het IJzeren Gordijn nét gevallen, maar de USSR bestond nog steeds! Mijn netwerk breidde zich uit.
In 2000 klopte Oostends burgemeester Jean Vandecasteele op m’n schouder. De laatste IJslandvaarder, de O.129 Amandine, zou op het droge getrokken worden. Onze stad zat na het failliet van de RMT (veerdienst naar het Verenigd Koninkrijk) in zak en as en kon wat promotie voor haar rol in de zeevaartgeschiedenis gebruiken. Het schip zou een museum worden, en daar hoorde toch iets van festiviteit bij. Het gemeentebestuur had een Antwerps promotiebureau onder de arm genomen, maar misschien was dat geen goede zet. Oostendenaars zijn koppig, niet? Luisteren naar Antwerpenaren loopt toch zo moeilijk. Ik trachtte het wat uit te vlakken. Oostende voor Anker zou er komen door Oostendenaars, voor Oostendenaars. De teneur was gezet. Makkelijk was het niet, want ik werkte nu in een heel andere setting dan voor de vlootparade. We moesten op zoek naar sponsorgeld en vrijwilligers. Die laatste vond ik makkelijk: in de Marine, maar ook de Yachtclub. Een tip: werk met koppels, man en vrouw. Geen gezeur meer over mijnheer die te lang “debrieft” aan de toog, want mevrouw is mee. Betrek het hele gezin in dat vrijwilligerswerk, ik ben zo blij dat mijn kinderen, en nu twintig jaar later zelfs mijn kleinkinderen de handen uit de mouwen steken. Oostende voor Anker wordt gedragen door een fantastisch team.
De Noormannen komen!
Vanaf 2003 ging elke editie onder een thema van start. Vanuit Polen sleurden we twee Vikingschepen met hun bemanning naar de haven. Met als gevolg ongeruste telefoontjes van de bewoners toen bleek dat hun stad ingenomen werd door Noorse krijgers die met zwaarden door de Kapelstraat flaneerden nadat ze wat teveel bier naar binnen gegoten hadden… Met re-enactors speelden we het Beleg van Oostende na, zelfs Napoleon kwam op bezoek. Het groeide tot een event dat bezoekers van heinde en verre aantrok.
Wat schepen betreft proberen we elk jaar zo’n 10 à 15 % nieuwigheden aan te trekken. Die eerste jaren vergde dit heel wat inspanningen, maar… in de hoek van de slaapkamer stond m’n kitbag nog steeds klaar. Met onze tweemastsloep Nele, de vlag van Oostende voor Anker wapperend in de wind, varen we naar alle festivals: Calais, Boulogne, Scheveningen. We zijn geen promobureau, hé. We nodigen onze collega’s uit aan boord voor een jenevertje, een Oostends garnaalkroketje, een plezante babbel over de volgende editie. Wij schippers zijn allemaal rare vogels, maar we spreken elkaars taal. Een fantastische boost was ook de Belgian Boat Show. In de Gentse expohallen pasten we dezelfde tactiek toe: onze stand was een Oostends volkscafé met zeemansliedjes, een visje met bijpassend drankje. Sponsors raken zo in ons net verstrikt, en ze vinden het nog plezant ook, want ze weten dat ze return on investment krijgen. Sinds 2007 is de deelnemerslijst met schepen altijd volzet en weten we dat elke editie zal slagen.
Dunkirk Little Ships
De Britten overstag halen was de grootste uitdaging. Die Engelsen hangen zo vast aan hun tradities, de admiraliteit is zowat het heilige der heiligen waar je als gewone sterveling die een scheepsfestival voor zijn stad wil organiseren, niet zomaar binnen geraakt. Maar mijn kans rook ik in de aanloop naar de eeuwfeestherdenking van de Eerste Wereldoorlog. Op zeventig begraafplaatsen verzamelde men evenveel zakjes aarde waarmee men een Flanders Fields Memorial Garden zou aanleggen, aan de kazerne Wellington Barracks, hartje Londen. In ons land zou het initiatief wat aandacht trekken, maar in het Verenigd Koninkrijk zou dat wat anders worden. Ik spande onze Marine voor de kar, en wij zouden die zakjes met het gepaste gevoel voor ceremonie over het Kanaal varen, tot aan de kade waar ook de HMS Belfast aangemeerd ligt. De hele Royal Navy stond in geef acht, en zo wandelde ik langs de grote poort de Admirality binnen. Al die Commodores en hoogste officieren waren zo in de wolken over ons initiatief, en meteen gooide ik m’n hengel uit. Of we de fameuze Little Ships of Dunkirk (de vloot met historische schepen die in 1940 meehielpen bij de evacuatie van de geallieerde troepen vanuit Duinkerken) ook niet naar Oostende konden krijgen? Het jaar daarop hadden we meteen dertig van die bootjes op bezoek ! En dit jaar keren ze terug.”
Magellaan
Maar Oostende voor Anker ging ook door woelig water. “In 2011 ging een nieuwe VZW-wetgeving in voege. Alle commerciële activiteiten zouden voortaan met 21 % belast worden. Dit betekende een grote hap uit onze oorlogskas. Ik wilde ermee kappen, maar ’t was m’n broer Xavier en mijn echtgenote Ann die me overtuigden aan boord te blijven. Dat financiële gat kregen we de volgende edities toch maar weer gedicht, maar zoiets vreet aan je. Er komt nog zoveel administratieve rompslomp bij kijken. In 2018 liep m’n contract ten einde, maar dan was het burgemeester Vande Lanotte die me overhaalde om aan boord te blijven. Van dan af was ik curator van het evenement, en dat tot 2025.
De editie 2022 belooft weer een voltreffer te worden. De Spaanse ambassadeur kwam met een mooi idee naar voor: dit jaar is het vijfhonderd jaar geleden dat Ferdinand Magellaan als eerste rond de aardbol voer. Nu ja, de man overleefde het niet – hij werd al op de Filippijnen om het leven gebracht, maar bij de overlevenden van die bewogen zeereis was er ook een Bruggeling! Samen met het befaamde Prado Museum in Madrid werken we een prachtig expo uit met historische zeekaarten als thema. We hadden graag nog een van die replica-kraken naar hier gehaald, maar de herdenking voor die historische tocht wordt zo groots dat die allemaal bij het Iberisch schiereiland blijven.”
Zeewater in de aderen
Maritiem erfgoed, nog één van Huberts vele passies. Hij zit intussen in vrijwel elke vereniging verweven. Zou het eigenlijk wel bloed zijn dat door zijn aderen stroomt? Burgemeester Bart Tommelein doet daarom geregeld beroep op Huberts expertise. Om Oostende in de toekomst nog sterker op de maritieme kaart te zetten, werden vier autonome vzw’s opgericht: die van de Ijslandvaarder Amandine, de Mercator, Fort Napoleon en het Ensorhuis. Samen huizen ze onder de koepel van de vzw Toerisme Oostende. Dit schept mogelijkheden om op korte termijn de nodige investeringen te doen om het erfgoed in stand te houden. Hubert vertelt opgetogen: “Onze Amandine krijgt eindelijk weer een grondige opknapbeurt, al ligt er dan ook nog een grote uitdaging binnenin. Het schip moet een museale invulling krijgen, met aandacht voor de noden van een 21ste eeuws publiek – het moet interactief worden, en we willen er de geschiedenis van onze visserij centraal stellen. De Mercator is dan weer toe aan een heel nieuwe tuigage, en ook daar zijn aanpassingen voor de bezoekers aan de orde. Een maritiem museum aan de Belgische kust zal er niet komen, maar beide schepen blijven toch een mooie troefkaart waarmee we cultuur en toerisme willen aanzwengelen.”
En wie volgt in 2025 Hubert op als bezieler van Oostende voor Anker? ”’t Blijft stil aan dek,” weet hij. “Maar ik heb nog een droom. Bij de Tall Ships Race van 2026 wil ik de Mercator naar Antwerpen brengen. Ik weet wel dat het als niet-varend schip gekeurd is, maar met sleepboten lukt dat wél. Als we maar allemaal – zoals steeds – aan hetzelfde zeil trekken.”
Eén maal raden wie bij die tocht aan het roer zal staan…
Auteur: Cynrik De Decker
Foto’s: Jorn Urbain, archief Hubert Rubbens & vzw Oostende voor Anker